Terugtrek reflex

De terugtrek reflex is de allereerste mogelijkheid van het embryo om op een prikkel te kunnen reageren die te veel is, namelijk door letterlijk terug te trekken.
Simpelweg omdat het embryo nog niet ver genoeg ontwikkeld is om te reageren en ze wel de wil heeft te overleven. Tegelijkertijd helpt deze reflex om te reageren op aanraking van het lijf.
Eerst zal dit reflex alleen optreden als het hoofdje een prikkel krijgt, later breidt zich dit uit tot de handpalmen en voetzolen om zo het hele lijf gereed te krijgen om de prikkels te kúnnen voelen en ervaren.

Dit reflex ontwikkelt zich rond de 5de week in de baarmoeder en verdwijnt na 35 weken in de baarmoeder. Daarna zou de baby in wezen prikkels als geluid en druk op het lijf kunnen verdragen zonder er van weg te bewegen.

Op het oog heeft dit reflex weinig kenmerken om waar te nemen. Echter wanneer de terugtrek reflex wordt geactiveerd wil het lijf het liefst bevriezen en de confrontatie uit de weg gaan. Wanneer dat niet kan leer je de neiging te onderdrukken waarna je jezelf totaal uitgeput kunt voelen. Samengevat zou je kunnen zeggen dat de terugtrek reflex gaat over in contact zijn met anderen mensen, aanwezig zijn in je lijf en grenzen aangeven. 

Kenmerken van een actieve terugtrek reflex:

  • Bij elke confrontatie de neiging om je terug te trekken
  • Dagdromen, niet daadwerkelijk aanwezig zijn in het hier en nu
  • Anderen altijd willen helpen, jezelf daarbij wegcijferen
  • Het gevoel niet echt erbij te horen
  • Niet gecentreerd zijn in je lichaam, met alle consequenties van dien; afwezigheid, dagdromen, overal te laat voor zijn
  • Te veel met anderen vervloeien, welke emotie is van jou en welke van een ander
  • Geen keuzes kunnen maken. Moeilijk je eigen grenzen aan te geven
  • Moeite met contact maken met andere mensen, bijvoorbeeld telefoneren met ‘vreemden’
  • Later ineens wel weten wat je tijdens een gesprek had willen zeggen.

Moro reflex

De Moro reflex is een onwillekeurige reactie op een dreiging. Als baby kun je de ‘dreiging’ nog niet volledig inschatten en beoordelen. Bij een impuls van geluid, licht of aanraking geeft het oerbrein de noodknop procedure in de vorm van de Moro reflex om ervoor te zorgen dat de baby hulp krijgt in een benarde situatie.

Dit reflex activeert de vecht en vlucht respons in het lijf, waardoor het sympathisch zenuwstelsel aan het werk gezet wordt. Dit gebeurt door verhoging van hormonen als adrenaline en cortisol in het lijf waardoor de ademhaling, hartslag en bloeddruk verhoogd wordt. Als baby wordt dit opgevolgd door huilen of een schreeuw.

In de 9de week in de baarmoeder komt de Moro reflex erbij. De terugtrek reflex is dan nog actief. De komst van de Moro reflex zorgt ervoor dat de terugtrek reflex wat afneemt in activiteit en leert het embryo in contact te blijven met de prikkel en te gaan reageren op een op dat moment gepaste manier.

Na ongeveer 4 maanden na de geboorte zal dit reflex uitdoven en komt hier de volwassen schrikreflex voor in de plaats. Wanneer dit niet gebeurt en de Moro reflex blijft actief dan zal een prikkel zoals plotseling geluid, beweging of verandering van houding de reflex op een onverwacht moment uitlokken, waardoor je voortdurend ‘op scherp’ staat en een constant verhoogde alarmstand ervaart. 

Als de baby groter wordt dan leert het af om bij verandering van geluid, licht of aanraking een schreeuw te geven. Het gedrag kan zich grofweg in twee manieren tot uiting komen. Enerzijds word je angstig, trek je jezelf terug in het dagelijks leven en kun je jezelf moeilijk aanpassen. Anderzijds kun je overactief, soms agressief gedrag ervaren, ben je zeer prikkelbaar en dominant op situaties. Hoe dan ook, je probeert je omgeving enigszins te manipuleren om grip te kunnen krijgen op je eigen emotionele reacties. 
Iemand met een actieve Moro reflex zal de wereld als een zee van heldere, luide en scherpe zintuigelijke prikkels ervaren, die moeilijk te filteren zijn waardoor je makkelijk overbelast raakt en altijd een opgejaagd gevoel behoudt. De Moro reflex is de enige primaire reflex die op één of andere manier verbonden is met alle zintuigen en daarmee vormt het een hoeksteen van het fundament voor het verdere leven. 

Kenmerken van een actieve Moro reflex

  • Fysiek timide zijn. Gespannen spiertonus
  • Problemen met motorische oogbewegingen en visuele waarneming. Je oog volgt elke nieuwe prikkel, heen en weer schietende ogen. Je pupillen reageren slecht op licht, moeite met zwarte letters op wit papier. Je wordt onder invloed van fluorescerend licht snel moe
  • Snel afgeleid, op alles reageren wat in je omgeving gebeurt
  • Je kunt je moeilijk afsluiten voor achtergrondgeluiden zoals bv. een druppende kraan
  • Oppervlakkige ademhaling, adem inhouden, apneu
  • Lage weerstand door constante aanwezigheid van adrenaline en cortisol
  • Oververmoeidheid 
  • Je kan moeilijk kritiek accepteren
  • Woede uitbarstingen, explosief
  • Faalangst 
  • Weinig zelfvertrouwen, onzekerheid, afhankelijkheid
  • Noodzaak om gebeurtenissen te beheersen of te manipuleren om de controle te behouden.

Palm reflex

De palm reflex wordt in de baarmoeder ontwikkelt om de baby de zekerheid te geven om zichzelf van voeding te voorzien. De eerste twaalf weken na de geboorte is dit reflex het meest van waarde om de moeder van oorsprong vast te kunnen grijpen waarna het kan drinken aan de borst. Dit gebeurt door aanraking van de handpalm en brengt een grijpbeweging tot stand. Tegelijkertijd komt een zuigbeweging op gang, waarbij de tong voorin de mond komt te liggen.

Ook andersom werkt het zo, wanneer de mond een prikkel ontvangt zullen de handen een samentrekkende beweging maken. Duim en vingers kunnen moeilijk onafhankelijk van elkaar bewegen. Wanneer een kind met zijn handen bezig is, doet de tong mee: het puntje piept steeds naar buiten of duwt steeds in de wang.

De palm reflex heeft door de naar voren schuivende tong ook invloed op de ontwikkeling van spraak. De vorming van klanken wordt daardoor bemoeilijkt. Spreken wordt moeilijk doordat de tong eigenlijk op ‘zuigstand’ in de mond wil zijn. Om die beweging te onderdrukken gaan kinderen soms hard praten, met een geknepen stem, overmatig articuleren of binnensmonds praten.
Wanneer er door een actieve palm reflex te veel spanning op de kaken en kaakspieren staat, kunnen de schedelbeenderen en daardoor de ruggengraat en het bekken uit balans raken. Nadat de palmreflex onder controle is gebracht kan dat leiden tot het gevoel van weer gecenterd zijn in jezelf.

Op het moment dat de palmreflex actief blijft heeft dat gevolgen bij het activeren van de handen of de mond, iets wat de hele dag gebeurt. Niet alleen de spraak kan problemen geven, ook de maag en darmen worden actief. De maag maakt de zuren en sappen aan en wacht op voedsel dat niet komt maar wel wordt verwacht door activering van de reflex. Dit geeft een constante stress, het voedsel komt immers niet. De maag raakt uitgeput en reageert op den duur niet meer adequaat wanneer er wel voedsel komt. 

Zodoende staat dit reflex in drieluik verbonden met de handen, de mond en het spijsverteringsysteem. 

Kenmerken van een actieve palm reflex kunnen zijn:

  • Gespannen kaakspieren / tandenknarsen
  • Onwillekeurige bewegingen met de mond
  • Slechte fijne motoriek
  • Krampachtig vasthouden van kleine voorwerpen en pennen
  • Slechte articulatie
  • Kwijlen / speekselvloed
  • Tong uit de mond bij schrijven of ander handgebruik
  • Geen plezier ervaren in met je handen werken
  • Geen focus op je persoonlijke motivatie en de moeizame expressie daarvan
  • Nek- en schouderklachten, hoge rugklachten.

Asymmetrisch Tonisch Nek-reflex (ATNR)

De ATNR wordt actief in de 18de week in de baarmoeder en is verantwoordelijk voor de eerste beweging van het lichaam. Het zorgt voor de juiste motorische vaardigheid van de spieren en door de beweging die het genereert wordt het evenwichtscentrum gestimuleerd.

Dit begint al in de baarmoeder maar bij de geboorte speelt de ATNR een grote rol in de spilbeweging in het geboortekanaal. De reflex helpt de baby dus om geboren te worden. 

De ANTR wordt opgewekt door het naar links of naar rechts draaien van het hoofd of het kruisen van de ogen over de middellijn zoals met lezen.  Het hoofd draait naar een kant en armen en benen aan dezelfde kant als waar het hoofd naar toe draait, strekken zich terwijl de armen en benen aan de tegenoverliggende kant zich buigen.

Bij een actief reflex zijn hoofdbewegingen nog gekoppeld aan bewegingen van armen en benen. Je links-rechtscoördinatie is daarmee verstoord. Kruipen is lastig, bij lopen verlies je makkelijk je evenwicht en ook schrijven, lezen en spellen is moeilijk. Het bewegen van de linkerarm mét het linkerbeen en vice versa geeft een robotachtige manier van bewegen. Ballen gooien, piano spelen, leren fietsen, het is allemaal zeer moeizaam. Ook deze reflex levert je veel (onbewuste) stress op en het onderdrukken van de reflex om ‘normaal’ te kunnen functioneren, kost je onnodig veel (spier)spanning en energie. 

Als de reflex onder controle is, kunnen armen en benen onafhankelijk van de positie van het hoofd bewegen. En is het mogelijk om arm en been één kant van het lichaam elk een andere beweging te laten maken (een gebogen linkerarm tegelijk met een gestrekt linkerbeen). Deze afzonderlijke bewegingen links en rechts zijn later nodig om naar opzij te kunnen kijken als je fietst of autorijdt zonder je stuur automatisch mee in die richting te trekken. 

Kenmerken van een actieve Asymmetrische Tonische Nek Reflex:

  • Snel evenwicht verliezen
  • Homo laterale bewegingen tijdens het sporten en lopen
  • Houterige motoriek -onhandigheid
  • Snel vermoeid bij alles waarbij de ogen extra nodig zijn (lezen, autorijden)
  • Moeite met lezen en schrijven. Je ogen kunnen met moeite bewegingen rond de middenlijn volgen en tegelijkertijd de informatie verwerken.
  • Slecht handschrift en uitdrukkingsvaardigheid op papier
  • Geen ruimtelijk overzicht. Visuele black-outs, ook bijvoorbeeld in het verkeer
  • Rug- en nekpijn / -problemen
  • Niet gekropen hebben als baby
  • Moeite met op papier zetten van ideeën.

Ruggengraat Bekken-reflex (RBR)

De RBR komt op in de 20e week in de baarmoeder en is aanwezig bij de geboorte. De reflex ondersteunt, samen met de ATNR het geboorteproces door de zijwaartse heupbewegingen die hij oproept. Het helpt de baby om zichzelf door het geboortekanaal heen te bewegen. Verder is over de functie van dit reflex weinig bekend.

Een theorie gaat dat dit reflex een geleider van geluid is in de baarmoeder, die het embryo kan ‘voelen’ langs de ruggengraat. Het zou ook kunnen zijn dat het nuttig is voor het kruipen wanneer dit reflex helpt met het heen en weer bewegen op ‘vier voeten’ wat later met lopen dit reflex (als het te lang actief blijft) weer last geeft.  

Wanneer in de flank de huid wordt aangeraakt trekken de rugspieren samen aan één kant waardoor een banaanvorm ontstaat en strekt het been aan de andere kant uit. Met een actief bekkenreflex ervaart het lichaam geen stabiel zwaartepunt, waardoor een lichte schommelende beweging ontstaat bij het lopen. Dat laatste maakt dat je niet efficiënt loopt, dit wordt onderdrukt door het lichaam door onderrugspieren aan te spannen. 

De reflex wordt aangezet door alles wat de flank raakt: strakke elastiek in ondergoed, riem in broek, rugleuning, onverwachte aanraking. Bij kinderen zie je het duidelijk, ze zijn voortdurend in beweging, schuiven continu op hun stoel heen en weer of staan telkens op van tafel. 

Bij een actief ruggengraat bekkenreflex in combinatie met een actieve Moro reflex zal een kind veel moeite hebben met zijn concentratie, hij kan moeilijk stilzitten en snel afgeleid zijn. Ook zijn gedachten springen vaak van hot naar her, wat leidt tot gebrek aan overzicht of het gevoel non stop te veel aan zijn hoofd te hebben. Dat kan zo heftig zijn dat hij niet meer weet waar te beginnen en nauwelijks nog tot actie komt of ontwijkgedrag vertoont voor bijvoorbeeld huiswerk of andere opgaven.

Negen maanden na de geboorte verdwijnt dit reflex weer. Als de ruggengraat bekken reflex nog actief aanwezig is, kun je bijvoorbeeld te maken hebben met:

  • Rug-, heup- en schouderklachten
  • Hormonale verstoringen
  • Concentratieproblemen
  • Problemen in verband met zwangerschappen en bevallingen, zoals bekkeninstabiliteit
  • Drukke, onrustige, altijd in beweging zijnde en friemelende kinderen en volwassenen
  • Een hekel hebben aan strakke kleding, vooral bij de heupen en de lage rug
  • Chaos in handelen en denken, piekeren / malende gedachten
  • Onrust in je lijf.

Aarden Zuig-reflex (AZR)

De aardenzuig reflex meldt zich omstreeks week 24 in de baarmoeder en helpt de baby zich naar de borst of fles te draaien en de mond wijd genoeg opendoen om zich aan de speen of tepel vast te houden. De daaropvolgende zuig en slikbewegingen zijn essentieel voor het eerste voeden.

Dit gebeurt door aanraking in het gezicht tussen de neusvleugel en de mond. Het hoofdje draait vervolgens naar de kant waar de aanraking heeft plaatsgevonden. De ogen gaan dicht en het mondje gaat op zoek naar de tepel of de speen. Als de baby deze vindt en krachtig aanhapt, begint het de zuigen. De kracht van dit reflex kan in de babytijd komen en gaan, afhankelijk van wanneer de laatste voeding is geweest.

De functie van de AZR is om de spieren in de mond te ontwikkelen en controle te krijgen over dit gebied, om later te kunnen gaan brabbelen en praten. Wanneer deze ontwikkeling verstoord is kan dit de spraak en articulatie beïnvloeden. Bovendien willen de ogen sluiten bij het praten. Voor deze mensen is het vaak te moeilijk om anderen aan te kijken als ze praten. Andersom kan ook, dan blijven zij iemand aankijken zonder iets te (kunnen) zeggen. 

Daarnaast heeft dit reflex te maken met het ervaren van basisveiligheid en seksuele energie. Basisveiligheid is fundamenteel element in de zelfontwikkeling en zelfontplooiing. Doordat dit reflex het gevoel van geborgenheid of binding negatief kan beïnvloeden. Een actieve AZR kan zorgen voor moeizame relaties doordat hij of zij zichzelf niet durft te geven. Mensen voelen zich dan vaak onveilig en daardoor eenzaam, buitengesloten of afgewezen, hebben weerstand tegen verandering of voelen zich schuldig. 

Dit reflex is, net als de palm reflex, een voedingsreflex. De een versterkt de ander, wanneer een palm reflex niet goed tot uiting komt, heeft dit invloed op de ontwikkeling van de AZR.

Na vier maanden verdwijnt dit reflex weer maar wanneer deze actief blijft zal er een overgebleven gevoeligheid blijven rondom de mond, vooral bij de lippen.  Kenmerken van een actieve aardenzuig reflex zijn:

  • Te weinig zuigkracht
  • Articulatieproblemen
  • Overgevoelige mond
  • Niet tegelijk kunnen praten en iets met de handen doen
  • Met gesloten ogen praten
  • Verstoorde ademhaling
  • Altijd een onbevredigend gevoel hebben
  • Gebrek aan basisveiligheid
  • Neiging om mensen en dingen veilig te stellen (en uit te testen)
  • Weerstand tegen veranderingen
  • Schuld, onveiligheid, depressie, wantrouwen en afwijzing ervaren
  • Te veel eten of andere verslavingen.

Tonisch Labyrinth-reflex (TLR)

De Tonisch Labyrinth-reflex helpt de baby met de uitdaging van de zwaartekracht door een verdeling te geven van de spierspanning over het hele lichaam. Hierdoor kan de baby uit de voorovergebogen houding komen die het negen maanden heeft gehad in de baarmoeder en zich te kunnen strekken. 

De TLR bestaat uit twee reacties. Een voorwaartse reactie die de baby helpt om in gebogen houding in de baarmoeder ontspannen te blijven. De tweede, de achterwaartse reactie, wordt geactiveerd tijdens de geboorte. Nu moet de baby het hoofd naar achter brengen om de draai te maken om geboren worden en daarmee uit de eerdere gebogen houding zich op te richten. 

Als het voorwaartse reflex-deel niet onder controle komt, zullen de schouders gebogen staan. Daarnaast zal iemand geneigd zijn wat ineen te zakken bij het rechtop staan. De spierspanning is te laag. Om dat tegen te gaan compenseert het lichaam door verstarring: voorovergebogen, of juist achterover (te veel) gestrekt. Dit kan rugklachten geven, spierkramp en afvalstoffen die moeilijk afgevoerd kunnen worden. Bovendien kost die houding en het compenseren veel inspanning, wat leidt tot vermoeidheid.

Als de achterwaartse reflex niet voldoende onder controle is, zal iemand geneigd zijn op zijn tenen te gaan staan als hij rechtop staat. De motoriek is houterig of schokkerig door een te hoge spierspanning.

De TLR heeft te maken met het evenwichtsorgaan, wanneer dit reflex blijft storen zal de persoon steeds uit balans worden gebracht. Dit betekent een constante aanpassing aan de spierspanning in het lijf. En heeft consequenties bij het oriënteren in de ruimte en tijd omdat een vast punt ontbreekt. Hierdoor is het moeilijk om te onderscheiden wat boven, onder, links, rechts, voor en achter is.

Als de TLR deels of beide delen niet goed onder controle zijn, zou je dat kunnen opmerken aan de hand van de volgende verschijnselen:

  • Evenwichtsproblemen
  • Moeite met kruipen als baby
  • Last van wagenziekte
  • Duizeligheid
  • Hoogtevrees
  • Moeite met traplopen en/of zwemmen
  • Slechte balans bij het lopen
  • Moeite om positie in de ruimte te bepalen (links rechts voor achter boven onder)
  • Slechte werking ogen (o.a. diepte en afstand schatten)
  • Moeite met aanleren en onthouden van volgorden (cijferreeksen, klokkijken, weekdagen)
  • Paniek en angst (vanuit gevoel dat hoofd los op romp staat als gevolg van gebrekkige spierbeheersing).